Zeven-stappenplan voor mensen met morele vragen

Misschien loop jij op je werk rond met een vraag of ongemakkelijkheid. Over jullie opdracht, aanpak of manier van samenwerken. Je zou hierover in gesprek willen met je collega’s. Weten hoe je zo’n gesprek kunt organiseren? Dit stappenplan biedt houvast.

De ruimte krijgen om stil te staan bij moeilijke keuzes. Diepgang kunnen zoeken als dossiers complex zijn. Actief op zoek mogen naar wat burgers en bedrijven écht nodig hebben. Wil jij dit ook, en wil je dit (of iets anders!) in een gesprek met collega’s aan de orde stellen? Bekijk dan eens of de volgende stappen je kunnen helpen.

Disclaimer: er is niet één manier. Heb je zelf andere tips of ervaringen? Mail dan naar dialoogenethiek@rijksoverheid.nl. Zo maken we het stappenplan samen beter.

Plaatje

Stap 1: zorg voor een goede vraag

Je weet waar je het over wilt hebben. Maar hoe formuleer je die vraag zo dat er een goed gesprek op gang komt? Elk onderwerp is geschikt voor reflectie. Maar niet elke vraag leidt tot een goed gesprek. Het is belangrijk om de vraag zorgvuldig te formuleren, en de techniek van de taal helpt je daarbij. Een paar handvatten:

  • Sorteer niet voor op een conclusie, proef op de tong of de vraag een onderzoek kan opstarten.
  • Begin de vraag niet met ‘hoe’ (dan heb je zelf al besloten dat het probleem oplosbaar is én opgelost moet worden, terwijl dat ook onderwerp van gesprek mag zijn).
  • Gebruik geen komma (dat is een aanwijzing dat je eigenlijk twee vragen hebt).
  • Begin liefst met een werkwoord uit het rijtje kunnen, willen, moeten, durven en mogen.
  • Impliceer niet te veel in je vraag (‘er zijn te veel…’, ‘te weinig…’, ‘het is niet eerlijk dat…’), tenzij je heel zeker weet dat het klopt.
  • Gebruik niet meer dan 15 woorden, schrap wat minder belangrijk is, kies bewust elk woord.

Gebruik 'Begrippen begrijpen' uit het Macht en moed Praktijkboek (pag. 331); met stap 5 'De kunst van het formuleren' kun je werken aan een goede vraag.

Plaatje

Stap 2: zoek een maatje

Het is goed als je het gesprek met z’n tweeën kunt voorbereiden. Herkent de ander de vraag; klopt de formulering? Door samen te sparren word je creatiever en scherper. Bovendien is het fijn als het initiatief van jullie beiden komt, dat maakt de groepsdynamiek anders dan wanneer één persoon het op de agenda zet. Je kan de ander ook vragen je te steunen als je iets moeilijks ter sprake gaat brengen (jullie hoeven het daarover niet eens te zijn, de ander kan in elk geval beamen dat zaken bespreekbaar moeten zijn).

Plaatje

Stap 3: nodig anderen uit

Wie je uitnodigt, hangt af van de vraag. Vraag je je leidinggevende? Niet als hij of zij zorgt voor een onveilige cultuur en je het juist daar met collega’s over wilt hebben. Meestal is het wel een goed idee. Wees naar je leidinggevende open over het onderwerp en de reden van het gesprek. Zeg bijvoorbeeld vooraf ‘ik maak me zorgen over iets dat ik erg belangrijk vind, en daar wil ik het over hebben’. Bedenk: jij bent belangrijk genoeg om te zeggen wat je vindt. Twijfel niet (‘wie ben ik om…’).

Plaatje

Stap 4: regel een gespreksleider (of niet)

Misschien wil je graag dat een ervaren gespreksleider het gesprek leidt. Bijvoorbeeld omdat de casus voor deelnemers gevoelig ligt, omdat iets wezenlijks op het spel staat, of omdat het gesprek diepgang moet hebben en niet mag ontsporen of verzanden. Dialoog & Ethiek leidt gespreksleiders op en kan je met hen in contact brengen. Stuur een mail naar: dialoogenethiek@rijksoverheid.nl. Natuurlijk kan je het gesprek ook zelf leiden. Neem dan de dialoogregels voor onderzoeksgesprekken ter harte, die bij stap zes worden genoemd.

Plaatje

Stap 5: kies een vorm voor het gesprek

Een werkvorm geeft een gesprek structuur en helpt te zorgen dat iedereen aan bod komt. Als je zelf het gesprek gaat leiden, kan je het doe-het-zelf-pakket van D&E bekijken voor inspiratie. Denk bijvoorbeeld aan:

  • Cirkeldialoog: in vier rondes komt iedereen steeds aan bod, door eerst de eigen gedachten kort op te schrijven en dan toe te lichten. Zo voorkom je dat één gedachtegang te snel dominant wordt.
  • Socratische snack: in relatief korte tijd (40 minuten) verken je met elkaar een vraag. Eerst voor jezelf, dan in duo’s en daarna kun je je eigen opbrengst weer delen met de groep.
  • Kapittelmethode (deze komt uit het Macht en moed Praktijkboek, pag 205): je verkent in vier ronden het onderwerp, bespreekt wat meeweegt in het besluit, wat het zwaarst weegt en wat dan het resultaat is – waarbij steeds eerst de jongste/nieuwste collega aan het woord komt, en als laatste de leidinggevende.
Plaatje

Stap 6: zorg voor een open gesprek

Een paar vuistregels helpen om een goed, open gesprek te kunnen voeren:

  • Bespreek aan het begin van het gesprek wat iedereen nodig heeft om zich uit te kunnen spreken. Hoe vertrouwelijk is wat gedeeld gaat worden, bijvoorbeeld.
  • Heb respect, laat elkaar uitspreken
  • Etaleer niet je eigen ideeën
  • Stel vragen
  • Blijf weg bij oplossingen
  • Spreek uit je hart

(Zie ook het stuk van Jos Delnoij over socratisch vergaderen in het Macht en moed Praktijkboek, pagina 180)

Soms is tegengas nodig. “Tegenspraak geven is loyaal”, zei minister Hanke Bruins Slot nog tijdens Wijs naar de wet, je hoeft dus niet terughoudend te zijn. Er zijn wel een paar handigheidjes, zoals:

  • Vraag toestemming (‘Mag ik je wat tegengas geven’)
  • Maak ongemak expliciet (‘Ik vind het lastig om dit te zeggen, maar wel belangrijk’)
  • Noem het niet per se tegenspraak (‘Er zijn alternatieven’)

Zie voor meer tips 'Kleine tegenspraaktechnieken, grote gevolgen' in Macht en moed Praktijkboek (pag 199).

Plaatje

Stap 7: denk na over het vervolg

Je kunt op drie manieren het gesprek evalueren. Doe dit samen. Let op: alle drie zijn goed, soms is een inhoudelijke conclusie nodig, soms een afspraak over de samenwerking.

  • Waar willen we mee door (inhoud): wat hebben we ontdekt? Hoe kunnen we dat vasthouden/er iets mee doen?
  • Hoe is het gesprek bevallen (techniek): was dit een ‘ander gesprek’ en waarom? Kunnen we het vaker zo doen?
  • Willen we hier beter in worden en dit vast onderdeel maken (techniek en vorm): wat is nodig om echt een lerend team te zijn? Wat moeten we nog ontwikkelen? Kan een opleiding helpen of organiseren we ons overleg anders?

illustraties Lisette de Waard