Verbeelding van het bestuur

Column Boudewijn Steur

Denkend aan Thorbecke doemt bij mij zijn statige portret op. Gezeten op een stoel kijkt Thorbecke vorsend de wereld in. Ik vind dat een mooi woord, vorsend. Ik krijg dan associaties met onderzoeken, nieuwsgierig zijn, maar niet bang om een oordeel te vormen. Hij heeft zijn ene hand in zijn jasje waarop het kruis van de orde van de Nederlandse Leeuw prijkt, en zijn andere hand losjes op de leuning van zijn stoel. Opvallend is die ene ring, aan zijn pink. Naast hem op het tafeltje liggen wat papieren met een aktetas er bovenop, ongetwijfeld met nog meer papieren erin. 

Johan Heinrich Neuman schilderde het portret van Thorbecke in 1852. Op dat moment was Thorbecke al een gevierd staatsman. In 1848 stond hij aan de basis van de Grondwet en het jaar daarop vormde hij zijn eerste kabinet. Toen hij in het parlement stond over de plannen van zijn kabinet, sprak hij: “Wacht op onze daden”. Meer wilde hij niet loslaten. In de jaren die volgde, kwam hij onder meer met de Gemeentewet en de Provinciewet. Beide waren noodzakelijk om een nieuwe orde in het binnenlands bestuur te scheppen.

Dit was volgens Thorbecke hard nodig. Hij had forse kritiek op de wijze waarop het binnenlands bestuur was vormgegeven. Of eigenlijk het absolute gebrek daaraan. Naar zijn mening had het landsbestuur nagelaten te investeren in het binnenlands bestuur. Het ontlokte hem de beroemde uitspraak: “Ieder tijdvak heeft zijn eigen beginsel van beweging; laat men dat slapen, dan ontstaat in het volgend tijdvak verwarring van beweging”.

Hier kwamen de jurist en de romanticus in Thorbecke samen. Hij verbeeldde namelijk een binnenlands bestuur, waarin bestuurslagen zich organisch tot elkaar verhielden binnen de kaders van de wet. Kaders die zoveel ruimte boden dat het binnenlands bestuur zich aan kan passen aan de eisen van de tijd. Met dat organische beeld zou er geen “verwarring van beweging” meer hoeven te ontstaan.

Dat organische beeld is wel naar de achtergrond geraakt. Tegenwoordig spreken wij over het Huis van Thorbecke als het gaat over het binnenlands bestuur. De bewegelijkheid is daarin verdwenen. Een huis moet je immers verbouwen, renoveren, uitbouwen, restaureren. Het zijn stuk voor stuk zeer ingrijpende maatregelen. Je denkt er wel of drie keer over na voor je veranderingen aan het Huis begint. En ook de veranderingen die je wilt aanbrengen, zijn ingewikkeld. Neem de regio bijvoorbeeld: is dat een nieuwe verdieping, of een vide, of een aanbouw, en hoe werkt dat dan eigenlijk binnen de context van het hele Huis? 

Als kind van de Romantiek zou hij ons hebben opgeroepen met meer verbeeldingskracht te kijken naar het binnenlands bestuur. Dat wij ons niet gevangen laten houden door de metafoor van een huis. Misschien dat ik daarom Thorbeckes blik ook wel zie als vorsend. Alsof hij mij – en ons – oproept om ons niet gevangen te laten houden door één beeld, maar dat wij onze verbeelding de vrije loop laten. Dat wij blijven onderzoeken, dat wij nieuwsgierig blijven, en dat wij meningen blijven vormen wat deze tijd vraagt van ons bestuur.

Boudewijn Steur is directeur bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Boudewijn