Interview Jos Kessels over reflectief vermogen: “Schakel professionele gespreksleiders in”
Tijdens ‘Leiders in de storm’, sprak Jos Kessels over reflectief vermogen. Hij is filosoof en pleitbezorger van de socratische methode. “Op zoek naar het goede om te doen.”
Leuk dat gepraat over dialoog, kijkt Jos Kessels terug op de avond, maar hij zag ook een olifant in de kamer. “Hoe ga je dan in gesprek, met wie en waarover?” Het moet niet bij theorie blijven, vindt hij, het wordt pas interessant als die wordt toegepast. En dan blijkt een goed gesprek nog niet zo eenvoudig. “Je moet wel bepaalde technieken beheersen.”
Waarom is dialoog voor jou belangrijk?
“Voor mij gaat het om: de moed opbrengen om met macht om te gaan, om tegenspraak te bieden en om perspectieven uit te wisselen.”
Hoe komen we in gesprek?
“Je hebt iemand nodig die dit prioriteit wil geven. Erik Pool doet dat. Mensen zijn geneigd te zeggen dat ze geen tijd hebben voor dit soort dingen. Ze willen problemen oplossen; maar daarvoor is wel visie nodig, en dus gesprekken. Vooral leiders hebben vaak veel tekst, het is de uitdaging om te zorgen dat ze concreet worden. Daarvoor heb je professionals nodig die zulke gesprekken kunnen leiden.”
...je moet op z’n minst de socratische methode beheersen.
Zijn die professionals er?
“Die zijn er, maar het zou mooi zijn als ze georganiseerd zijn in een poule waar je kunt aankloppen. Ik hoorde dat generaal Sillen wel een maatschappelijk debat over de krijgsmacht zou willen. Hoe mooi zou het zijn als hij daarvoor te rade kan bij zo’n poule die daarover adviseert? De beroepsgroep is nog niet erkend; ook coaches en consultants werpen zich op als gespreksleider. Ik zou zeggen; je moet op z’n minst de socratische methode beheersen.”
Tijdens ‘Leiders in de storm’ werd het belang van feiten en precisie benadrukt. Mag zo’n gesprek ook gaan over gevoelens, over meningen?
“Natuurlijk zijn feiten belangrijk, maar socratische gesprekken gaan zeker ook over gevoelens. Het is belangrijk om ethische kwesties te koppelen aan concrete voorbeelden. Daar moet iedereen zich vervolgens in verplaatsen: hoe zou jij dit vinden? Wat is het goede om te doen? Op het hittepunt breng je dan alle perspectieven in kaart.”
Welke rol spelen ambtelijk leiders hierin, vind jij?
“Zij zijn degenen die een gespreksleider moeten inschakelen, bij die poule moeten aankloppen, omdat ze zien dat dat nodig is. Zoals Plato zegt: zolang leiders geen filosofen – ofwel onderzoekers – worden, of andersom, blijft het misgaan. Erik Pool pleit voor een structurele inzet van dialoog, dat zou een enorme vooruitgang zijn. Veertig jaar geleden had niemand van socratische gesprekken gehoord, dat is wel veranderd. Ik heb goede hoop.”
Zie je dat ook in praktijk?
“Zeker. Ik begeleid regelmatig zulke gesprekken. Laatst nog een serie gesprekken over jeugdzorg, vijf avonden met zo’n dertig mensen, aan de hand van casussen. Dat wordt nu voortgezet. Hetzelfde doe ik ook op andere plekken, zoals banken en ziekenhuizen. Allemaal met als doel: het ontwikkelen van een visie. Daar gaat het om.”