Column Anne-Marie Buis; Het kan anders

Anne-Marie Buis, kwartiermaker Dialoog & Ethiek sprak tijdens de bijeenkomst 'Tussentijd- Verder bouwen aan het programma Dialoog & Ethiek' in Delft de volgende column uit.

Onderzoek dat we recent hebben laten doen onder een groep rijksambtenaren wijst uit dat ruim de helft van daarvan geregeld rondloopt met morele twijfel, een knagend gevoel of zelfs buikpijn. Over de inhoud van het werk, of het beleid wel deugt, rechtvaardig of doelmatig is, over het achterhouden van belangrijke informatie of over de omgangsvormen binnen de organisatie. Ambtenaren luchten dan wel hun hart bij directe collega’s of soms bij een leidinggevende. Maar het blijft hangen in de leemlagen van de organisaties, er wordt geen gevolg aan gegeven.

Medewerkers voelen zich bezwaard als ze meer dan eens aan de bel trekken of fundamentele vragen stellen, en willen niet als zeurpiet worden gezien.

Volgens systeemdenker Michael White is lijden (met een lange ij) een eerbetoon aan iets van waarde dat verloren lijkt te gaan. Anders gezegd morele twijfel of buikpijn zijn signalen dat er belangrijke waarden in het geding zijn. De vraag is dan hoe kunnen we in gesprek, dialoog, gaan om in overeenstemming met die waarden te handelen.

 Het programma Dialoog en Ethiek komt voort uit de Toeslagenaffaire.

De Toeslagenaffaire……één van de meest schaamtevolle ontsporingen door overheidshandelen.

Maar net zoals bij het dossier Groningen, de stikstofcrises, de crisis rond opvang van vluchtelingen, en andere probleemdossiers is het nooit iemands bedoeling om burgers of maatschappij schade toe te brengen. En de oorzaken van deze problemen zijn ook niet zomaar op te heffen met een paar eenvoudige maatregelen.

 Prominenten als Herman Tjeenk Willink en Kim Putters, voormalig directeur Sociaal Cultureel Planbureau, hebben al veel gesproken en geschreven over de oorzaken en maatschappelijke effecten van dit falend overheidsbeleid en het toenemend wantrouwen in de overheid. Ze wijzen ons er al jaren op dat het anders moet. Herman Tjeenk Willink sprak in zijn recente lezing over ‘De democratische rechtsorde in de praktijk’ nog weer eens de alarmerende maar ook constructieve woorden: “Zoals het nu gaat, gaat het mis. We moeten gezamenlijk aan de bak. Want we kunnen er wat aan doen!”

 Vanuit het besef dat het ook echt anders moet, zien we binnen en buiten de rijksoverheid initiatieven om de maatschappelijke opgaven, opgavegericht - volgens de bedoeling- aan te pakken.

We hebben daarin nog een lange weg te gaan, maar het kan niet zonder het besef dat we niet feilloos zijn, het kan niet zonder openheid over twijfels en over afwegingen die we moeten maken. Het kan niet zonder dialoog en niet zonder aandacht voor ethiek. Want wat de bedoeling is achter een maatschappelijke opgave dient zich niet op een presenteerblad aan.

Decennialang hebben economische waarden als efficiëntie, kostenbeheersing en meetbaarheid, maar ook traditionele bureaucratische waarden als loyaliteit, regelgetrouwheid, voorspelbaarheid en onpartijdigheid – overheidsorganisaties en ambtenaren ervan weerhouden om telkens weer grondig te onderzoeken wat goed overheidshandelen is.

Het is nu belangrijker dan ooit om in ons werk bij de overheid niet alleen te onderzoeken of we het goed doen, en of we de goede dingen doen maar ons ook de vraag te stellen wat dan het goede is! En het lastige van het goede is dat het goede soms ook de minst kwade kan zijn.

 Onderzoek naar het goede vraagt om gezamenlijke reflectie, waarin expliciteren van de eigen waarden, toetsing aan die van anderen en onderzoek naar de mate van gemeenschappelijkheid daarin- aan de orde is. Methodische reflectie waarin stilzwijgende kennis expliciet gemaakt wordt, waar ideeën en standpunten worden gedeeld, overtuigingen worden getoetst en gelegitimeerd en oude denkgewoonten worden getransformeerd tot nieuwe.

Dit kan alleen als we hier binnen de rijksoverheid ruimte voor maken. Vrije ruimte waarin het goede onderzoekende gesprek, de dialoog, kan plaatsvinden. Zo werken we niet alleen aan een veilige gesprekscultuur, maar ook aan de nodige morele oordeelsvorming en aan phronésis - praktische wijsheid en morele bedachtzaamheid waarmee we in kunnen schatten hoe we in bepaalde situaties móeten en kunnen handelen.

We werken aan het versterken van ambtelijk vakmanschap, door het ontwikkelen van een persoonlijke- en een beroepsethiek.

Waarmee we ook de kennis, kunde en talenten van rijksambtenaren veel beter kunnen benutten. En dat kan niet anders dan bijdragen aan rechtvaardiger beleid, beter afgewogen en beter uitvoerbare en uitlegbare keuzes, én een gezond en veilig werkklimaat.

 Hier en daar zien we initiatieven hiertoe ontstaan maar het is maar een voorzichtig begin, we zijn er nog lang niet. Tijd nemen voor een onderzoekend gesprek, de dialoog of moreel beraad wordt nog vaak als luxe beschouwd, en zeker geen vast onderdeel van een werkpraktijk.

 De tientallen dialogen die wij de afgelopen maanden op verzoek hebben begeleid binnen het Rijk hebben ons ook belangrijke inzichten gegeven: we zien dat persoonlijke omstandigheden lijken door te werken in het ambtelijk handelen; er is een handelingsverlegenheid bij opspelende emoties (eigen emoties en van anderen). Het ontbreken van inzicht en taal hierbij staat niet alleen een duurzame verbetering in de samenwerkrelaties in de weg, maar bemoeilijkt ook het benoemen van de morele- en ethische kwesties.

Daarnaast noemen medewerkers de onveilige werkcultuur waardoor ze zich niet meer uit durven te spreken. Die onveilige werkcultuur weerspiegelt zich in de onderlinge contacten, overleggen en samenwerkprocessen. Mensen ervaren onmacht en gaan steeds minder geloven in het effect van de eigen actie en voelen zich ook wel “klein gehouden”.

Maar bovenal is er, o.a. door de drukte en de politieke druk, simpelweg geen tijd en ruimte voor reflectie. Medewerkers en teams voelen zich vaak speelbal van de politiek, en contacten met stakeholders en burgers moet wijken voor nota’s en kamervragen.

De interne worsteling die medewerkers hierbij ervaren, wordt vaak niet gedeeld, uit angst voor imagoschade of uit angst dat relaties schade oplopen.

 Dit kan anders en het moet anders! Nooit eerder was ik zo overtuigd van de noodzaak van een ontwikkeling. Maar we hebben nog een lange weg te gaan, en we hebben elkaar hierbij hard nodig. Werken aan een veilige gesprekscultuur waarin erkenning is voor waarden die onder druk staan en waarin ethische- en morele kwesties worden onderzocht, vraagt inzet van ons allemaal. Je veilig uit kunnen en durven spreken, vraagt rugdekking van een leidinggevende en steun van collega’s. En mensen in leidinggevende posities die dit serieus op willen pakken, verdienen bemoediging en toerusting.

 Het vertrouwen in de overheid kan alleen hersteld worden als we open zijn over afwegingen en keuzes, misschien ook over twijfel en feilbaar zijn. Maar het belangrijkste om het vertrouwen terug te winnen, is dat we ook altijd moeten bewijzen dat we hier voortdurend van leren.