Verhoren toeslagaffaire: opgavegericht en grenzeloos samenwerken moet de nieuwe default worden

Door Marianne Witlox-van den IJssel

Met nog maar net de verslavende verkiezingsuitzendingen van CNN met John King en zijn ‘magic wall’ achter de rug, rolde ik medio november bijna geruisloos de volgende verslavende serie live uitzendingen in: de openbare verhoren van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.

Veel van die verhoren heb ik geheel of gedeeltelijk teruggeluisterd, tijdens het wandelen, lunchen, de afwas of het koken. En ondanks de vele herhalingen, ontwijkende antwoorden en irritante vragen bleef ik geboeid, gefascineerd zelfs. Dat heeft te maken met mijn huidige opdracht als adviseur bij het programma Grenzeloos Samenwerken, en vast ook met het feit dat ik met een flink aantal mensen die zijn ondervraagd, van dichtbij of meer in de verte heb samengewerkt: ik werkte bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toen Lodewijk Asscher daar minister was, en deed een opdracht voor Jaap Uijlenbroek toen hij net was aangetreden als DG Belastingdienst.

Eigen taak of opdracht
De verhoren zijn inmiddels afgerond, en op 17 december zal de commissie haar verslag met bevindingen aanbieden aan de Tweede Kamer. In de krant lees ik dat het nadrukkelijk gaat om bevindingen, géén conclusies, géén advies. Dat is jammer.
Gelukkig zit ik zelf niet in de commissie - alhoewel, dát lijkt me nou echt nog eens ‘leuk’ om te doen – dus ik hoef me niet strikt aan deze begrenzing te houden. Een advies lijkt me op dit moment ook nog wat voorbarig, maar conclusies zijn er wel te trekken lijkt me.
Eén van de conclusies die ik heb getrokken uit de veelheid van informatie die over tafel is gekomen, is dat alle actoren – doorgaans met de beste bedoelingen - heel erg hun best doen om hun eigen taak uit te voeren, of hun eigen opdracht uit het regeerakkoord.

Eigen aandeel in het overall vraagstuk
Wat uit al deze verhoren pijnlijk duidelijk naar voren komt, is dat hier van werken vanuit de maatschappelijke opgave – het zorgen voor een ordentelijke uitvoering van de wet op de kinderopvang zodat ouders de juiste toeslag uitgekeerd krijgen en fraude wordt bestreden – nog bepaald geen sprake is geweest. Iedereen heeft dat gedaan waarvan men dacht dat het goed was, vanuit de eigen specifieke opdracht en positie.

Daarbij werden de topambtenaren en bewindspersonen vaak gesterkt door adviezen van binnenuit, en zonder bemoeienis vanuit andere ‘kokers’. Veel van deze adviezen waren erop gericht om lastige kamervragen en lastige vragen van burgers of hun advocaten buiten de deur te houden. De lijnen binnen de eigen departementen zijn ijzersterk. De bewindspersonen richten zich op wat in het regeerakkoord staat en vragen niet verder door op andere thema’s. Ambtenaren – van hoog tot laag – bedienen hun eigen staatssecretarissen met adviezen die staand beleid of de ingezette koers bevestigen, vanuit een vaak geruststellende, positieve voorstelling van zaken. Maar vooral: iedereen blijft op en vanuit het eigen vakgebied en beleidsterrein redeneren, zich beperkend tot het eigen aandeel in het overall vraagstuk. Natuurlijk is er wel overleg, maar hoe hoger het niveau waarop dat plaatsvindt, hoe abstracter de gespreksonderwerpen. Zo bleef het op de vraag aan de voormalige SG van Financiën of er weleens punten op de agenda stonden ‘met betrekking tot mensen’, eerst heel lang stil en was het antwoord uiteindelijk “ja … maar vaak op een hoog abstractieniveau (..) er wordt daar gesproken over problematieken, over maatwerk in dienstverlening”.

Wat pijnlijk is, is dat zelfs wanneer het voor alle partijen duidelijk is geworden dat hier iets echt is misgegaan en ouders gecompenseerd dienen te worden, ook bij de oplossing van het probleem het lastig blijkt om uit de verkokering te komen, en om de opgave centraal te zetten. Het uitgangspunt is eigenlijk al dat dit gewoon niet mogelijk is. Zoals voormalig Staatssecretaris van Financiën van Ark zei tijdens het verhoor: “als u mij vraag waar het beter kan… Twee ministeries met twee wetten over één onderwerp dat is gewoon een recept voor ellende. Dat is echt niet te doen.” Echt schrijnend wordt het als het op de financiële afwikkeling aankomt: in plaats van de handen ineen te slaan om ervoor te zorgen dat alle gedupeerden zo snel mogelijk hun geld ontvangen, wordt er eindeloos geruzied over de vraag welk departement voor de financiële gevolgen moet opdraaien.

De nieuwe default
In het recent verschenen NSOB-essay ‘Grenzeloos Samenwerken, van A naar B via B’, wordt gesteld dat maatschappelijke opgaven vragen om steeds meer om over organisatiegrenzen heen samen te werken. Als het Rijk zich meer rondom maatschappelijke opgaven wil organiseren, dan moet grenzeloos samenwerken als regel in plaats van uitzondering plaatsvinden; als nieuwe default dus. Het veranderen van die ‘default ´ is in de praktijk niet zo eenvoudig. Mensen prefereren de standaard ten opzichte van de uitzondering. Een van de strategieën voor verandering in het voornoemde essay betreft dan ook het ‘herladen’ van geautomatiseerd handelen. Een andere strategie is het voorbeeldgedrag van leidinggevenden. Wat laten zij zien in de praktijk: blijven ze binnen de lijntjes kleuren of durven ze over de grenzen van hun eigen organisatieonderdeel heen te kijken? Daarmee de ongeschreven regel dat je je niet bemoeit met andermans opdracht of verantwoordelijkheidsgebied overschrijdend? Belonen en bevorderen zij tegenspraak?

Ik vroeg me tijdens het luisteren naar de verhoren regelmatig af: Hoe zou het gelopen zijn als opgavegericht werken en grenzeloos samenwerken in 2010 al de default zou zijn geweest?

Zouden er dan wél al eerder “mensen” op de agenda van MT’s, Bestuursraden en Ministerraden hebben gestaan? Omdat de opgave uiteindelijk over mensen gaat? Hadden de SG’s van Financiën en SZW dan wél een gezamenlijke opdracht van hun bewindspersonen gekregen – omdat de opgave beleid én uitvoering én verschillende wetten omvat? Zou de coördinator vaktechniek dan wél ruimte hebben gevoeld - wellicht zelfs zijn uitgenodigd - voor tegenspraak of escalatie, of voor een gesprek met een collega bij SZW? Was dan staatsecretaris Weekers niet in de spagaat gekomen tussen tussen de roep om meer dienstverlening en de roep om meer fraudebestrijding? Had dan de directeur Toeslagen als “grenswerker” een lichtend voorbeeld kunnen zijn voor ambtenaren van de Belastingdienst én van het ministerie van SZW? Het had vast veel ‘buikpijn’ gescheeld – of in elk geval was die veel eerder op tafel gekomen.

En zo kom ik misschien toch nog tot een advies, of liever een oproep. Het is allang duidelijk dat er in deze affaire niet één schuldige aan te wijzen is. En andersom: de patronen en ongeschreven regels die in deze verhoren worden blootgelegd zijn herkenbaar voor vele ambtenaren, ook die bij andere departementen werkzaam zijn. Bij collega’s heerst een collectief schaamtegevoel. Dus laten we stoppen met schuldigen zoeken. Laten we eerst zorgen dat de gedupeerde ouders zo snel mogelijk gecompenseerd worden. En tegelijkertijd: lering trekken uit dit onderzoek en dóórgaan met denken en handelen vanuit de opgave. Dóórgaan met grenzeloos samenwerken, met stap voor stap de default te verleggen – hoe lastig ook. We hebben het nodig.

Hier vind je het NSOB-essay: Grenzeloos Samenwerken, van A naar B via B.